(27/9/99)
De berg der bergen Lasha is een geweldige stad; sfeervol, pitoresk
en autenthiek. Midden in het Tibetaanse centrum ligt het Jokhang,
van oudsher het religieuze hart van de stad. Daaromheen loopt het
Bahkor, het pelgrimcirquit, dat dan ook gevuld is met pelgrims en
monniken. Gebeden murmelend en zwaaiend met hun gebedswielen schuifelen
ze onvermooeibaar voort.
De enige smet op ons verblijf in Lhasa de eerste dagen, is het leuren
om een reisgroepje. Dat groepje hebben we nodig voor onze jeeptocht
door centraal Tibet. Alleen een jeep huren is voor ons te duur.
Het is niet bepaald fijn om als individuele reiziger rond te moeten
leuren om vrienden te maken met dezelfde reisintresses.
Potala
Intens vermoeid door de grote hoogte, komen we de eerste dagen niet
verder dan een of geen activiteit per dag. De Jokhang is een van
de meest inpirerende uitstapjes. Zoveel monniken, gekleed in habijten
die alle schakeringen rood bevatten, vrolijkheid en levendigheid.
Het is heerlijk om hier rond te dwalen. We zitten heel lang op het
dak, dat niet alleen een mooi zicht geeft op het plein en het bakhor
met de pelgrims, maar ook allerlei hoekjes van de tempel laat zien.
Alles ruikt naar yakboter en alles voelt er ook naar. Na een paar
trapleuningen heb je een vettige laag op je handen zitten. De volgende
middag besteden we aan het bewonderen van de buitenkant van de Potala.
Op een tegenover de Potala liggende heuvel (Chagpo Ri, ongeveer
3700 meter) genieten we van de Potala in volle glorie. Tussen de
wapperende gebedsvlaggen en resten van heilige yakschedels kun je
daar uren zitten. Van binnen valt de Potala wat tegen en niet omdat
het gebouw niet indrukwekkend is. Maar het is te kaal, te leeg.
Je kunt aan alles merken dat het gebouw zijn oorspronkelijke functie
niet meer heeft. De regering en de Dalai Lama zijn het land uit
en de achtergebleven monniken mogen geen monnikskleden meer aan.
De chinese realiteit maakt het wat triest.
Op pad De crises
is bedwongen, we hebben een reisgezelschap: Rebecca en Stuart (Australisch)
en Anat (Israelisch). Met dit groepje beginnen we aan de nobele
taak een goede en goedkope 'deal' te sluiten met een reisbureau.
De mannen voeren harde onderhandelingen over de prijs, de vrouwen
stellen het reisschema op. Alles wordt verwerkt in een heus contractje.
De avond voordat we gaan krijgen we de auto en de chauffeur te zien.
De jeep ziet er redelijk uit en de chauffeur is aardig, maar spreekt
geen woord engels. De gids hebben we om de gebruikelijke financiele
redenen maar achterwege gelaten. Omdat we een heel relaxed reisschema
hebben opgesteld, laten we onze chauffeur Chapu (afgekort CP) eerst
nog langs de bank, de fotozaak en de kruidenier rijden voor dat
we vertrekken. Dan gaan we op pad. De weg is goed, de jeep is goed
en de sfeer is uitstekend. Het belooft een prachtige tocht te worden.
Al snel wordt de weg buiten Lhasa een stofpad. Maar als we bovenop
de eerst pas staan, worden we beloond met een prachtig uitzicht
over het heilige Yamdro meer. Mooie kleuren blauw en turquoise,
omlijst door allemaal bergen. Stuart is inmiddels behoorlijk ziek.
Als wij langs het meer met onze broodjes aan het picknicken zijn,
zit hij achter een steen te kotsen. Na de picknick verandert de
weg in een modderpoel. Regelmatig moeten we in plaats van over de
weg door de rivier om vastzittende vrachtwagens heen. Het wordt
wel al laat. Geen van ons had ingeschat dat het zover rijden was.
Terwijl stuart achterin ligt te kreunen, heb ik inmiddels mijn pleerol
op schoot. Beetje diaree. CP moet bij elke ruine en bocht stoppen,
om Stuart of mij eruit te laten. Het is inmiddels donker als we
Gyantse bereiken. Douches hebben ze niet, wel een lemen toilethok
op het dak. Als het valt, valt het diep hier, dus de geur komt van
relatief ver. Maar als ik 's nachts in het hokje hang, wordt ik
nat van de regen en er waait een ijzige koude wind van onder naar
boven.
Het aquariumgevoel Gyantse blijkt bij daglicht eigenlijk
een heel aardig stadje. Vanuit de ruine van het fort, de Dzong van
Gyantse, hebben we een mooi uitzicht over de Tibetaanse wijk, het
Pelkor Chode klooster en de Kumbumtempel. Uren slenteren we rond
in de kleine stoffige Tibetaanse straatjes. Elk huisje heeft brede
zwarte kozijnen en takken met gebedsvlaggen op het dak. Gyantse
ligt op een hoogvlakte van 4000 meter en de omringende blauw bruine
bergen lonken.
Naarmate de dagen vorderen, zien we inderdaad steeds meer bergen.
Regelmatig kruisen we passen van ruim 5100 meter. De wegen worden
steeds slechter. Trucks die manshoog in de modder zijn weggezakt.
Rijen met geduldig wachtende trucks erachter. Soms wordt er zelfs
in de modder naast de truck gekampeerd, het kan namelijk dagen duren
voordat zo'n grote jongen is uitgegraven. Hoewel CP een redelijk
goede chaffeur is, ontkomen ook wij niet aan dat moment van vastzitten.
We vrezen er al een beetje voor als CP in volle vaart door een kilometerlang
moddergat wil. Precies voor een groep lokale Tibetanen komen we
tot stilstand. Ze drommen allemaal voor de raampjes van de jeep.
Zo moet dat voelen als je in een aquarium zit; allemaal platgedrukte
neuzen. Ze proberen ons uit de modder te duwen, maar dat lukt niet.
We gaan allemaal uit de jeep en de we helpen met duwen. Als dank
delen we wat koekjes en sigaretten uit. De hele horde dringt zich
de jeep in, er ontstaat een grote vechtpartij om de pak crackers
die uiteindelijk in de modder belandt. Ze graaien door. Bijna beangstigend.
Een berg wolken
Inmiddels weten we dat als het echt moeilijk wordt, CP niet zo heel
handig is. We weten dat hij geen sleepkabel of schop bij zich heeft
en niet degene is die flink de handen uit de mouwen steekt. En we
weten nu ook dat onze 4 wheeldrive (volgens contract) slechts een
2 wheeldrive is, het extra pookje is voor de show. Maar we mogen
niet klagen. We spreken veel mensen onderweg die nog ergere verhalen
hebben; jeeps die veelvuldig kapot gaan of uren vastzitten, chauffeurs
die liegen, doen waar ze zelf zin in hebben en mensen niet naar
de afgesproken plaatsen brengen. We zien jeeps op hun kop in de
rivier liggen en de gewonde touristen in de dichtsbijzijnde plaats
met natte bagage. Sommigen zijn al aan hun derde jeep toe! Bij ons
blijft de stemming goed, er wordt nog net niet gezongen. Rebecca
heeft ergens een Twix vandaan gehaald en die in de verloting gegooit.
Degene die als eerste de Mount Everest ziet, krijgt de hele helft
van de Twix. Rijkhalzend kijken we naar de Everest uit, we zien
veel besneeuwde bergen, stukken van de Himalaya, maar die ene berg
blijkt altijd in de wolken. Zelfs als we bij het Rongbuk klooster
aankomen, dat een frontale view op de noordzijde van de Everest
heeft, zien we voornamelijk een berg wolken.
De hike naar Mount
Everest Basecamp 's Ochtends worden we wakker gemaakt door Rebecca
die fluistert: "Everest, de Everest." We schuiven de gordijnen open
en daar ligt 'ie, tussen onze voeten door in volle glorie. Dit is
echt heel indrukwekkend. Iedereen rent naar buiten, het ziet er
niet uit al dat termisch ondergoed. Het geklik van de fototoestellen
is niet van de lucht. Een Engelsman komt met tranen in zijn ogen
langs; "prachtig, zo met de morgenzon." Bepakt en bezakt gaan we
een paar uur later op pad: vele lagen kleding, hoofd ingepakt, zonnebril,
zonnebrand en veel eten en drinken. Als het warmer wordt onder de
strakblauwe lucht, pellen we ons langzaam uit. We zien eenzame herders
met hun kuddes en een soort grote marmotten. Het valt nog niet mee
om op 5000 meter een stijgend pad af te leggen. Maar als we dan
naast het bordje 'Mt. Qomolangma Basecamp' staan, dan voelen we
ons heel stoer. Gek dat een berg die de hele wereld kent als Mount
Everest, in het echt Qomolangma heet. We hangen er uren rond, terwijl
het eigenlijk gewoon een enorme vlakte van gletsjerpuin is. Er is
op dit moment een Spaanse expeditie op de Everest. Op het basecamp
is een groep sherpa's bezig om een kudde yaks op te laden die de
expeditie gaat bevoorraden. Het is erg interessant om dit te volgen.
Op de weg terug slaat plotseling het weer om. Enorme hagelbuien
maken de hele vallei in mum van tijd wit. Terug in het klooster
eerst een Tibetaanse maaltijd van de houtkachel, daarna met termisch
ondergoed mijn slaapzak in om op te warmen.
Shitty Glasses
Net voor dat we het klooster verlaten komen de toiletverhalen op
tafel. We zijn het er allemaal over eens dat de Tibetaanse toiletten
nog erger zijn dan de Chinese. Meestal zit er geen dak op. Bovendien
waait de wind over de hoogvlaktes vaak met volle kracht van achter
in de 'poepverwijdergaten'. Dit is niet alleen koud, vaak wordt
je plas teruggeblazen! Dan droog je je natte kont af met pleepapier,
maar ook het pleepapier wordt teruggeblazen! Kun je nagaan als er
wat anders op dat papier zit en je wordt door zo'n vies velletje
achtervolgd. Geen wonder dat er in Tibet zoveel rondom het gat wordt
gepoept. Door deze verhalen realiseren we ons dat we nog geen mooie
illustratieve foto hiervan hebben, dus Johan gaat even een foto
maken van de toestand rond de gaten. Hij besluit ook tot een close-upje
van de situatie in het gat. Daarbij glijdt zijn zonnebril uit zijn
borstzakje in de hoop. Nu is deze sterk verouderde RayBan zonnebril
een geliefd item van Johan, dus hij wil het daar niet zomaar laten
rusten. Eerst probeert hij mij over te halen aan de achterkant de
toilet binnen te kruipen (door het poepverwijdergat). Als je weet
hoe groen en geel het daar uitziet, kun je je voorstellen dat je
gaat kokhalzen alleen bij het idee. Daarna heeft Johan de bril er
met 2 houten palen uitgekregen, met de inmiddels goed geoefende
'chopstick' techniek. De bril afgespoeld met kokend water, behandeld
met desinfectiemiddel en afgenomen met een wettie. Toch houden we
de rest van de dag gepaste afstand van Johan.
We hebben de jeeptocht
nog voortgezet tot aan de grens, waarbij onze CP ernstig onder invloed
raakt van de macht van een oudere chauffeur van een blauwe jeep.
We hebben hem niet meer onder controle. Vanaf de grens gaan we in
sneltreinvaart terug naar Lhasa. In twee dagen, ondanks een lekke
band, vuile benzine, kapotte accu, lifters en dezelfde modderbaden.
Een ware uitputtingsslag.
|