Mieren en andere dieren
Doordat het altijd zo druk is langs de weg, valt het niet mee om en plasplaats te vinden. Als we eindelijk ergens stoppen, zit ik toch niet helemaal rustig. Terwijl ik al hurkend naar de grond kijk, zie ik in een moordend tempo enorme termieten mijn schoenen opklimmen. Even kijken of ik niet beter wat kan gaan verzitten. Er zitten echter overal termieten. Zover als ik rond om me heen kan kijken, beweegt de aarde van de termieten. Ik knijp 'm af en sprint terug naar de auto. De grond veert onder mijn voeten; het is één onafzienbaar termietenveld. Eenmaal terug in de auto heb ik nog steeds het idee dat ik overal van die monsterlijk grote termieten voel kruipen.
Naar mate we langer in Afrika reizen hebben we steeds meer ontmoetingen met ongedierte. In tegenstelling tot het groot wild, zijn de kleine beestjes een stuk minder gewenst.
Mieren op brood
Van mieren heb je eigenlijk overal last. Het lijkt wel of in de tropen deze vlijtige beestjes nog veel actiever zijn. Ook in Azië gebruikten we altijd de meest ingenieuze ophangconstucties voor eten om te voorkomen dat er mieren in zouden komen. We hebben wel eens een pakje koekjes open laten liggen en een uur later hebben we het hele pakje weg moeten gooien. Alsof de verpakking bewoog onder mijn vingers, zoveel mieren hadden zich verzameld. En die keer dat ze ons brood hadden gevonden. Maar het is ons enige brood dus schoonmaken maar. Eerst het papier verwijderen, dan alle mieren snel van de buitenkant vegen. Het brood is nog niet aangebroken, dus we nemen aan dat ze niet in de binnenkant zitten. Telkens is het brood schoon, waarna er toch weer zwarte mannetjes overheen kruipen. Via een gaatje in de korst hebben ze blijkbaar toch een weg naar het binnenste gevonden. Helaas ontdek ik steeds meer gaatjes. Als ik een mier zie verdwijnen, pulk ik met mijn nagel mier en omringend brood eruit. Zo maken we ook langzaam het inwendige brood schoon. Toch zie ik nog af en toe iets zwarts bewegen onder de aardbeienjam.
Tsetse's in de aanval
We zijn gewaarschuwd door een rasechte Malawi-reiziger. We willen namelijk de dirtroad nemen, die ons door het Nkhotakota Wildlife Reserve voert naar Kasungu . "Prachtige route, zwaar om te rijden en heel veel tsetse vliegen". Dat zal wel mee vallen denken wij nog, maar houden voor de zekerheid de insect repellant bij de hand. De tsetsevlieg is een grote bruine steekvlieg -vergelijkbaar met een horzel- die vooral in de buurt van wild veel voorkomt. De tsetsevlieg is de overbrenger van de slaapziekte. We hebben deze vliegen eigenlijk nog bijna niet gezien. Maar het is alsof de tsetse's ons bij de parkgrens hebben opgewacht. De ene na de andere vlieg zoemt rond in onze auto. We spuiten ons direct helemaal in met insectenmiddel. Maar deze grote bruine jongens zijn daar geheel ongevoelig voor. Geheel onverwacht en willekeurig slaan ze toe en prikken gewoon door de kleren heen. Enigszins in paniek slaan we wild om ons heen. Dode exemplaren worden echter direct vervangen door twee levende. Alle ramen dicht, inclusief het dakje, en eerst alle vliegen doodmeppen voordat we verder rijden. Inmiddels is de hele binnenkant besmeurd met dikke, dode vliegenlijken, waarbij sommigen ook een lading bloed op de ruiten achterlaten.
Dol op auto's
Van wild spotten komt weinig, we zien -behalve de tsetsevliegen- geen enkel tropisch dier. Rondom onze auto blijven tientallen vliegen meezoemen, de ramen kunnen dus echt niet open. Ik zoek in de reisgids naar meer informatie over de tsetsevlieg: ze worden aangetrokken door bewegende objecten en vallen speciaal op de kleur blauw. Johan in zijn blauwe bloes kijkt naar Mirjam in haar blauwe broek. Tja, geen wonder. Als we aan de andere kant het park uitkomen, wil de ranger ons wat vragen. Het raampje gaat open en ja hoor, meteen weer tien exemplaren in de auto. Terwijl ik met de landkaart druk aan het meppen sla, probeert Johan het gesprek gaande te houden terwijl hij de vliegen bij zijn gezicht wegwappert. De man zegt "Many many flies here" terwijl hij gedachteloos een groot exemplaar in zijn nek vermorzeld. Brrr. "Nee", maken we de man snel duidelijk, "we hebben geen interesse om langer in het park te blijven!" Het duurt nog minimaal een uur voordat we de ramen weer durven open te draaien.
Agressieve mieren
De mieren blijven ons achtervolgen. In Nkhotakota zitten we niet eens rustig aan onze avondmaaltijd. De mieren kruipen overal. Na het koken zit de hele pot met Kimbo -bakvet- onder, maar gewoon dichtdoen en dan zijn ze de volgende keer wel dood. Tijdens het eten moet Johan regelmatig opspringen omdat ze onder zijn broek door al naar boven lopen. We hebben ook wel het vermoeden dat we in een dichtbemierd gebied ons tentje hebben neergezet. Voordat we gaan slapen doen we een uitgebreide mierencheck. Johans stelregel is, als er eenmaal één mier de weg gevonden heeft, volgen er meer. We zorgen dan ook dat er geen etenswaren in de tent liggen. Er is geen licht, dus rond een uur of acht gaan we slapen. Half in mijn slaap pluk ik zo hier een daar een kriebelende mier weg, maar blijkbaar vind ik het niet storend genoeg voor een naderende inspectie. Ik hoor wel al de hele tijd een soort zoemend geluid onder mijn oren. Voor mijn gevoel komt dat geluid uit de aarde onder mij en ik maak me niet ongerust.
Kriebels op mijn hoofd
Johan draait steeds onrustiger rond en mompelt dat hij het idee heeft dat er veel mieren in de tent zitten. Maar ik ben te zeer in coma om er op te reageren. Tot Johan met de zaklamp gaat inspecteren en een kreet van afschuw slaakt. Alles zit onder de mieren. Eigenlijk ben ik nog steeds te lui om overeind te komen. "Mir, je ligt met je hoofd in een mierennest!" Slik, mijn hele hoofdkussen ziet zwart. Eén groot krioelend vlak van mieren. Gelukkig heb ik met mijn hoofd nog het op de capuchon van de slaapzak gelegen en er niet middenin. Maar in mijn overhangende haren zijn ze wel gaan zitten. Opeens voel ik ze daar ook lopen, mijn hele hoofdhuid kriebelt. Ik moet Johan vragen om ze uit mijn lange haar te vissen. Vanuit mijn haar gaan ze ook over de rest van mijn lichaam wandelen.
Mierentaal
We beginnen om één uur 's nachts aan de massale schoonmaak, want we kunnen nergens heen. Eerst mijn hoofdkussen uitkloppen en dan gewoon met ons vingers honderden mieren gaan dooddrukken. We proberen het ook met een T-shirt, maar dan blijven er toch een paar leven en die kruipen dan weer alle kanten uit. Johan ontdekt in alle vier de hoeken van de tent minuscule gaatjes, waaruit hele sporen van verse mieren de tent in trekken. Ze blijken ongevoelig te zijn voor onze insect repellant met 50% deet. Met verbandtape proberen we daarom de hoeken zo goed en zo kwaad als dat kan af te plakken. Als ik denk dat ik zo goed als mier-vrij ben, kruip ik in mijn lakenzak en daarmee in mijn slaapzak. Aangezien we het vermoeden hebben dat ze niet zo van onze slaapzak houden, stop ik ook nog mijn hoofd in de capuchon. Lekker zweten maar. Ik weet nu wel dat ook mieren geluid maken.
Krakende kakkerlakken
Eigenlijk hebben we tot aan Malawi weinig last gehad van ongedierte. Zelfs kakkerlakken, die je toch overal ter wereld tegenkomt (zekers als je zoals wij de meest goedkope verblijfplaatsen op zoekt) hebben we slechts sporadisch gezien. Net iets te vroeg gejuichd. In Cape Maclear is het leven zo goedkoop,dat zelfs wij van de tent verkassen naar de strandhut. En waarschijnlijk een strandhut die ook geliefd is bij kakkerlakken. Door alle ongedierte-ervaringen wijzer geworden, hebben we spuitspul gekocht dat Johan in ruimte mate aanbrengt rond deuren en ramen. De volgende ochtend ligt het dan ook vol dierenlijkjes, met name kakkerlakken. Dood kan ik ze redelijk handelen, maar levend walg ik er nog steeds van. Die avond slaat Johan er eerst luid krakend twee kapot op de muur. 's Nachts maakt Johan me wakker voor de zaklamp, want hij voelt wat raars lopen: een levensgrote kakkerlak bij ons in bed! En we slapen nog wel onder een muskietennet dat geimpregneerd is (dat dat nog werkt bewijst de bedwelmde gecko die we later die week aantreffen op ons net).
Eitjes in mijn ondergoed
Er is geen electra, dus met de zaklamp richting toilet diezelfde nacht. Zonder erbij na te denken wil ik neerploffen, maar op het laatste moment besluit ik de lichtstraal even rond te laten gaan. Maar goed ook, want er zit ook zo'n fijne krakende jongen op de wc-bril. Als ik was gaan zitten, had ik 'm precies tussen mijn benen gehad. Nu duw ik het beestje met de zaklamp het toilet in en ben nog even bang dat hij wellicht weer omhoog komt kruipen. Ik heb namelijk vandaag een verhaal gehoord van Nicole, die tijdens het doortrekken van het toilet een vieze dikke pad onder de rand vandaan zag glijden (er zijn ook giftige padden). Al het ongedierte hebben we overleefd en die ochtend zet ik me weer eens aan wat naaiwerk. Als eerste is een (schone!) onderbroek met gat aan de beurt. Ik vouw 'm open en tot mijn afschuw tref ik op de voorkant een plek met eitjes aan, afgetopt met een soort gesponnen gaasje. Spinne-eitjes of van een andere enge afkomst. Meteen realiseer ik me dat ik vanmorgen een schoon T-shirt heb aangetrokken uit dezelfde schone waszak....
Zo kan ik nog wel uren doorgaan met vieze en enge dieren. Zoals die keer dat er een kakkerlak in de toilettas zat. Wel een met een prachtige witte tekening op zijn schild. En tijdens de boswandeling op het Zombaplateau, waar een heleboel mierenprocessies over het pad liepen. Ondanks een snelle passage moeten we even later de mieren van ons afkloppen. Maar één voorval spant de kroon. Die keer dat ik lekker lag uit te slapen en iets in mijn onderbroek voelde kriebelen. Ik roep nog tegen Johan "volgens mij heb ik een mier in mijn onderbroek" en op dat moment wordt ik gebeten op een wel heel gevoelig plekje.
|