Inca Kola op Taquile
We schuiven door een deuropening van zo'n meter hoog. Het kamertje is schamel ingericht. Wat krakkemikkige, groezelige bedden, een tafel en een paar stoelen. Het enige raampje is kapot en er hangt een stuk plastic voor. We wachten af wat er nu gaat gebeuren. Onze kamer bevindt zich op de eerste verdieping en als ik me buk om mijn veters te strikken, komt er een intens ranzige lucht door de houten planken naar boven. Ben benieuwd wat er in de ruimte hieronder gebeurt. We genieten van het uitzicht over het Titicacameer, maar vragen ons een beetje ongerust af waar 'onze familie' is gebleven.
Als we later die dag wat mensen van ons clubje terug zien, begrijpen we dat we niet de meest communicatieve familie hebben getroffen, maar dat de anderen ook niet bepaald worden suf gepraat.
Juliaca
Als we met ons vliegtuigje aankomen op Juliaca, worden we meteen ondergedompeld in de sfeer van de Andes. De bagageband is opgesierd met wel honderd poppetjes in fleurige regionale klederdrachten. Een groepje muzikanten blaast warme tonen de kille ruimte in, op de typerende panfluiten. Ik til onze bagage van de band en ik ben meteen bekaf. We zijn namelijk vanaf zeeniveau gekomen en zojuist geland op een hoogte van 3800 meter. Dit is nog hoger dan Lhasa in Tibet! Met een collectivo gaan we richting Puno en dit is onze eerste kennismaking met de altiplano. De altiplano lijkt ook wel een beetje op het Tibetaans plateau, alleen liggen hier de bergen wat verder weg. We passeren vrouwtjes met omslagdoeken in de bekende Frank Govers kleuren; felroze en blauw gestreept. Ze rijden op grijzige ezeltjes langs de uitgestrekte groene graslanden. Als we Puno binnenrijden, zien we voor het eerst het Lago Titicaca liggen, dat bekend staat als het hoogste navigeerbare meer ter wereld. Het donkere blauw steekt fel af bij de omringende groene heuvels. In de verte zie je in de heiige lucht nog vaag de Andesketen van de Corderilla Blanca.
Puno
's Avonds gaan we eten met een stel Fransen en proberen meteen de forel uit het Titicaca. De forel smaakt heerlijk, maar de conversatie vind ik wat vermoeiend. Probeer ik net een beetje in mijn Spaans te komen en nu moet ik overschakelen op Frans. Nooit mijn sterkste kant geweest. Veel praten op deze hoogte leidt sowieso tot ademnood en op het laatst praat ik in één zin Spaans, Frans en Engels door elkaar heen. Als we naar het hotel lopen, voel ik me een beetje licht in mijn hoofd, alsof ik gedronken heb. Het blijft een raar verschijnsel hoor, de overgang naar grote hoogte. Puno blijkt een aardig stadje te zijn, dat zich uitstrekt op de hellingen langs het Titicacameer. In de loop van de ochtend komt de markt op gang. Vrouwen met bolhoedjes en lange, zwarte vlechten zitten in groepjes soep te eten op de stoep. De mensen zijn klein en gedrongen en hebben schrale rode wangen. Een gevolg van het felle licht en de ijle lucht. De vrouwen dragen meerdere lagen plooirokken en lijken daardoor erg dik. Of zijn ze het ook? Op deze manier proberen ze warm te blijven, want hoewel ze wel dikke nylon sokken of een soort beenwarmers dragen, blijft de rest van de benen bloot. Brrr, daar moet ik niet aan denken bij deze temperaturen.
Yavari
Johan, als water- en botengek, wil direct naar de haven. Meteen zien we de Yavari liggen. Dit stoomschip is ooit bezocht door Michael Palin en sindsdien is dit voor Johan een reisdoel op zich geworden. Halverwege de 19e eeuw is dit stoomschip in Engeland gebouwd en daarna per schip in meer dan zesduizend delen vervoerd naar Arica aan de Chileense kust. De onderdelen zijn vervolgens met de trein getransporteerd en tenslotte met ezels over de Andes gedragen en bij Puno weer in elkaar gezet. Kolen waren hier niet te krijgen en dus werd de motor draaiende gehouden met gedroogde llama drollen. Het schip ligt nog steeds in Puno. Het doet al jaren geen dienst meer als vrachtschip, maar wordt momenteel in zijn oude glorie hersteld om straks passagiers te kunnen rondvaren over het Titicacameer.
Voor dat we zelf het Titicacameer opgaan, bezoeken we eerst het Lago Umayo, dat vlakbij het Titicaca ligt. Daar staan de intrigerende chullpa's van Sillustani. De oudste van deze 'begraafpalen' dateren nog van voor de Inca's. In deze torens werden de doden begraven, compleet met eten en andere bezittingen. Tijdens de Inca's werd deze gewoonte voortgezet. De torens werden hoger en gebouwd in die verbazend gladde en precise Incastijl. In plaats van 34 lijken per toren, worden door de Inca's maximaal 7 mensen bijgezet in de chullpa's, voornamelijk rijke en belangrijke personen. Ze werden in foetushouding langs de wand geplaatst. Het ondiepe meer hoog in de bergen en de sinistere torens geven deze plek iets magisch. Vol met visioenen van slangen en magnetische velden gaan we richting Titicaca.
Los Uros
De drijvende eilanden van Los Uros zijn de eerste eilanden die we bezoeken van het Titicacameer. We gaan ook nog langs andere eilanden en omdat ze nergens hotels hebben, zullen we verblijven bij lokale families. De eilanden van Los Uros zijn gemaakt van een speciaal soort riet, totora-riet, dat in het Titicaca groeit. Het duurt ongeveer een half jaar om een nieuw eiland te maken en dan gaat het een paar jaar mee. Mits er regelmatig een verse laag riet wordt aangebracht, want van onderen rot het riet langzaam weg. De mensen van Los Uros doen werkelijk alles met totora-riet; ze bouwen hun eiland ervan, hun huizen en zelfs hun boten. De gevulde rieten kano's zijn opgesierd met monsterlijke hoofden, waaruit lange rieten tanden steken. Je zit als het ware op een bos riet en zo varen ze van het ene naar het andere eiland. Er is zelfs een drijvende rietschool. Als we aankomen varen steekt het felle geel van het riet scherp af tegen het blauwe meer en de ijzig blauwe lucht met prachtige wolkensluiers. Het lijkt wel of in dit heldere licht alles een speciale glans krijgt. Hoewel we zijn gewaarschuwd voor rotte plekken, sjouwt Johan overal heen op het eiland. Achter de huisjes blijkt de gevarenzone te liggen. Behalve dat de kindertjes hun diaree overal in het riet laten slingeren, zakt Johan tot zijn enkels weg in een rotte plek. Ik vind het niet zo erg dat we op dit eiland niet blijven slapen.
Amantaní
Een paar uur verder varen, als we de baai van Puno helemaal uit zijn, wordt de enorme omvang van het meer langzaam duidelijk. Het meer ligt ten dele in Peru en voor de rest in Bolivia. Amantaní is een bergachtig eiland en het water er omheen is veel helderder dan bij Puno. Er zit al een hele rij vrouwen en meisjes te wachten in felgekleurde rokken en geborduurde bloezen. Hun hoofden gaan ten dele schuil achter zwarte doeken die ze losjes hebben omgeslagen. Elke familie neemt twee mensen in huis en wij lopen mee met Maria. Ze geeft ons nog net een hand, maar praten doet ze niet. Zeer lichtvoetig rent ze omhoog naar haar huis. Het valt niet mee om haar bij te houden.
Lemen thuis
Er is niet echt een dorpje op Amantaní, de huisjes zijn allemaal eender en liggen verspreid over het eiland met elk hun stukje land er omheen. Ze behoren wel tot een gemeenschap en daarvan zijn er zes op het eiland. Net zoals de andere huizen is ook dat van onze familie van grote blokken leem en heeft ten dele een verdieping. We komen binnen via een soort stal en moeten flink bukken om ons hoofd niet te stoten. Het huis is om een binnenplaatsje gebouwd, waar allemaal kleine steentje in de aarde zijn gestampt bij wijze van bestrating. Via een zeer gammele veranda neemt ze ons mee naar onze kamer. Daarna verdwijnt ze en we horen of zien niemand meer. Vanaf de veranda hebben we wel een prachtig uitzicht over het eiland en het meer. De witte sneeuwtoppen van de Andes liggen in de verte, waar ze boven een sluier van mist uitsteken. We hebben eigenlijk een beetje honger en vragen ons af wanneer het eten komt. Om vier uur moeten we namelijk weer paraat zijn, want dan klimmen we met een gids naar de Incaruines op het hoogste punt van het eiland. Om half vier komt 'papa' aan met allemaal ruw aardewerken kommetjes: aardappelsoep met quinua (een hele kleine tarwesoort die op de altiplano groeit). Zwarte kleine aardappels (waar even flink de vorst overheen is geweest) met een gebakken ei en muño, groene kruidenthee. We vallen hongerig aan op deze simpele doch voedzame maaltijd.
Pachatata
Papa spreekt een beetje Spaans, maar de rest van de familie alleen Chechua. Hij maakt ons duidelijk dat zijn dochter ons naar de gids brengt. Als ik naar de toilet loop, een gat in de grond ergens op hun landje, zie ik dat ze het hok onder ons gebruiken als opslag. Vandaar de vage luchten? Het eiland heeft geen auto's, geen wegen en zelfs geen fietsen. De stilte is intens en wordt alleen onderbroken door het mekkeren van de geiten. We lopen met enige moeite naar de Pachatata, de tempel van vader aarde die op zo'n 4000 meter ligt. Drie dagen acclimatiseren in Puno werpt nog géén vruchten af. De gids trekt denkbeeldige lijnen tussen diverse Incaruines en die komen allemaal samen in Machu Picchu. De rekenkunsten van de Inca's zijn, net als van zoveel andere oude volken, bewonderenswaardig. We wachten tot de zon ondergaat en het eiland langzaam wordt gehuld in mist. In de verte zien we nog net de top van het eiland Taquile er bovenuit steken, onze bestemming voor morgen.
Luchten van de Andes
's Avonds wordt er gedanst in het schooltje. De typische Andesmuziek met zijn vele fluiten is prachtig. De meisjes met hun kleurrijke plooirokken trekken meteen Johan en Tjeerd de vloer op om mee te dansen. Hester en ik lachen, nu nog, want even later zijn ook wij aan de beurt. Dat is een beetje jammer, we hadden veel liever passief naar de muziek geluisterd. De dames hebben er zin in, hoe harder ze gaan dansen, des te harder zwaaien ze met hun armen en des te heftiger is de ranzige lucht die van onder hun kleren opstijgt. Onverstoorbaar dansen we verder. Op een hoogte van bijna vierduizend meter houden we dat echter niet zo lang vol. We beginnen te hijgen en te zweten en onze kelen doen pijn. Als wij Europeanen van pampus liggen, gaan de vrouwen van Amantaní gewoon door, nu met de enigszins beschonken lokale mannen. Het tempo neem toe. Het is fantastisch om te zien hoe ze zich helemaal overgeven aan het steeds snellere ritme van de panfluiten.
Taquile
Het eiland Taquile heeft een echt dorp en zelfs een echte plaza. Helaas wel halverwege de heuvel, dus we moeten eerst weer een flinke klim inzetten. Direct zien we al breiende mannen voorbij komen. Taquile is bekend om zijn mutsen die status van de drager aangeeft. Rood voor getrouwde mannen, roodwit voor vrijgezellen en gekleurde mutsjes voor de degenen die bij de gemeente werken. Maar ze dragen ze niet alleen, ze breien ze ook zelf! Bijna iedereen loopt nog in klederdracht hier, de mannen in zwarte kuitbroeken en een brede band om de heupen (die als ze getrouwd zijn, is gemaakt van het haar van hun vrouw), een vestje en natuurlijk een muts. De vrijgezellen vrouwen dragen felgekleurde plooirokken en zwarte hoofddoeken met kleurige pompoenen. Gehuwde vrouwen dragen donkere kleding, zij hoeven er immers niet meer verleidelijk uit te zien en zijn hoeven ook niet meer de hele dag te fluisteren. We genieten van dit bijna middeleeuwse straatbeeld, waar de mannen al keuvelend breiend op het plein.
Ook hier geen auto's en weinig straten. Des te schokkender vinden we de uithangborden met Inca Kola erop. Dat past hier helemaal niet. Het is dan wel geen coca-cola, maar het felgele en mierzoete drankje dat ze Inca Kola noemen heeft een te modern gehalte. Het smaakt naar die staafjes waterijs die ik vroeger wel eens kreeg. De gele variant.
Burengerucht
Ook hier logeren we bij een familie, die echter wel drie kamers verhuurd. Wij zitten wederom op de eerste verdieping en onder onze kamer woont de familie. Er is daar maar één bed, maar daar passen ze nooit met z'n allen in. De rest van de kamer is één grote berg stro met lappen erin. We vermoeden dat iedereen 's nachts z'n eigen nestje maakt. Vlak voor zonsondergang lopen we naar de Incaruines op de top. De aarde heeft een dieprode kleur die, in het sterke zonlicht van de hooglanden, prachtig contrasteert met het intense blauw van het meer. Op de top laten we de kleuren en de stilte op ons inwerken. De Corderilla Blanca in de verte kleurt langzaam roze en als daarna de maan langzaam opkomt, waan ik me op het einde van de wereld.
In het donker lopen we terug, er is geen enkel lichtpuntje en de weg tussen de stenen muurtjes is moeilijk te vinden. In de meeste eetstalletjes hebben ze geen eten meer. Tot we ergens nog gebakken aardappels met een ei kunnen krijgen. Met een kaarsje in de hand vinden we onze kamer. De leefgeluiden dringen van onder tot ons door; geritsel van stro, het gehuil van de baby en een enkele scheet.
|