Met kloppend hart door de Caprivi
Ondanks het negatieve reisadvies besluiten we de weg door
de Caprivistrook te nemen. Hetzij het minst gevaarlijke westelijke
deel, waar in elk geval grotendeels een rivier tussen buurland Angola
en Namibië ligt. We rijden door een nationaal park, maar in plaats
van dieren spot ik nu naar Angolese guerrillastrijders. Elke verdachte
beweging in de berm meld ik onmiddellijk aan Johan. We rijden door
zonder te stoppen om zover mogelijk landinwaarts te komen. Als we
maar voorbij Rundu komen, dan is het ergste gevaar geweken.
Later kloppen we onszelf op de borst, dat we dit toch maar mooi
even hebben gedaan. Eigenlijk stelt het ook niets voor. Totdat we
die avond in Grootfontein horen dat er twee weken geleden nog mensen
zijn beschoten in de Caprivi.....
Kop of munt
Maanden geleden, we zaten nog op de Upperhill Campsite in Nairobi,
kregen we al te horen dat het in de Caprivi niet veilig was. Daar
was toen net een Franse familie doodgeschoten. De Caprivistrook
is een smalle strook land die hoort bij Namibië. Het is eigenlijk
een soort uitsteeksel dat geheel ligt ingeklemd tussen Botswana,
Angola en Zambia. Op onze routekaart heeft Johan het traject dan
ook meteen gemarkeerd als 'not safe'. Naarmate we het betrokken
gebied naderen, wordt het uit route en benzine overwegingen toch
wel aantrekkelijk om er deels doorheen te gaan. Lokaal advies levert
zoals gewoonlijk zeer tegengestelde verhalen op, dus we moeten zelf
de knoop doorhakken. Kop of munt? Het wordt de Caprivi.
Gaan met die banaan
De grenspost van Mohembo geeft toegang tot de Caprivi. Ik heb nog
nooit zo'n zwaar beveiligde grensovergang gezien. Diverse hek-,
net-, en prikkeldraadconstructies, waarbij het voormalige ijzeren
gordijn in het niet valt. Hmmm, belooft niet veel goeds. We vullen
de tank tot aan de rand toe met benzine, zodat we voorlopig niet
hoeven te stoppen. Plas- en eetpauzes zijn de komende uren ook niet
mogelijk, dus ik drink maar niet teveel. De weg is prima (wordt
vast niet intensief bereden) en we zien ook andere auto's; zo af
en toe komt er met hoge snelheid een auto met geblindeerde ramen
voorbij scheuren. Ik heb de serieuze taak gekregen om verdachte
elementen te signaleren. Als we na zo'n 60 km op het stuk komen
waar de rivier Kavango de grens vormt, voelen we ons al een stuk
veiliger.
Er ligt nu immers een rivier tussen ons en het gevaar. Langs de
weg staat een eenzame lifter. Volgens mij kan het wel even duren
voor je hier een lift krijgt aangeboden. Johan vindt het ook een
echt Angolees type. Niet dat we weten hoe die eruit zien hoor. We
hebben van te voren diverse situaties doorgesproken en afgesproken
hoe we daarop zullen reageren. Gelukkig blijkt het allemaal niet
nodig te zijn. Zonder kleerscheuren passeren we Rundu. Even twijfelen
we of we daar al zullen tanken, maar we nemen geen risico. De weg
buigt nu landinwaarts en we slaken een zucht van verlichting. Toch
stoppen we niet voordat de tank helemaal leeg is.
Wienerschnitzel en pils
Grootfontein is onze eerste kennismaking met Namibië en we treffen
meteen een ordelijk en net Duits stadje aan. Vakwerkhuizen, tuintjes
en rechte straten omzoomt door bomen. Terwijl de Duitse schlagers
via een krakerige cassetterecorder het restaurant inschallen, veegt
een mevrouw het roodgeruite tafelkleedje recht. Of we 'kaffee oder
pils' willen. Onder het genot van een biertje vertelt ze dat ze
tegenwoordig niet zoveel klanten krijgen, omdat er niemand meer
door de Caprivi gaat. "Wij wel hoor", zegt Johan stoer. Ze kijkt
ons met grote ogen aan en meldt meteen dat er twee weken geleden
nog een vrouw is beschoten in Rundu. De hele auto was doorzeefd
met kogels. Het ging in dit geval niet om Angolese guerrilla's,
maar om corrupte politieagenten uit Rundu zelf. Het is dus nog erger
dan wij dachten. We eten onze wienerschnitzel op en zijn blij dat
dit avontuur achter de rug is.
Gründlichkeit
Al snel merken we dat de Duitse gründlichkeit Namibië heeft gemaakt
tot een heel ander Afrika. We kunnen weer pinnen met onze pinpas,
wegen en bezienswaardigheden staan perfect aangegeven, bij de VVV
krijgen we gratis een kaart en informatieboekje en er zijn echte
picknickplaatsen langs de weg. Zelfs de parken zijn goed geregeld.
In Etosha National Park treffen we niet alleen lodges aan, maar
ware dorpjes. Een supermarkt, een pompstation, een postkantoor en
een kampeerterrein met alle mogelijke voorzieningen. Voor sommigen
is een park als Etosha dan ook net iets té geregeld, maar wij hebben
nog nooit zoveel wild bij elkaar gezien als daar. In het vrij droge
park, dat grotendeels bestaat uit een zoutpan, komen de dieren en
masse op de waterplaatsen af. Toegeven, sommigen van deze waterbronnen
worden voor de dieren (of de toeristen) met wind- of zonne energie
een beetje bijgevuld. De waterbron bij Okaukuejo wordt 's avonds
zelfs verlicht. Maar het is wel heel indrukwekkend als je dan in
alle stilte een neushoorn aan hoort komen stappen en die zij aan
zij ziet drinken met vijf leeuwen. Zelfs na zoveel parken ben ik
erg onder de indruk.
De vleeseters
Even boodschappen doen bij de Spar en voor het vlees gaan we langs
het Vlees Paradijs. Net als vroeger bij de ambachtelijke slager,
krijgen we stukjes zelfgemaakte rookworst te eten terwijl we onze
bestelling doorgeven. Daarna krijgen we elk een 'droë wors' in de
hand gestopt. Dit zijn dunne metworstachtige worstjes die hier veel
als snack worden gegeten. Ze zijn zo droog, dat ze bijna zonder
te kauwen in je mond uiteenvallen. Maar heerlijk. Natuurlijk moeten
we dan ook nog de biltong proeven. In het zuiden van Afrika kun
je overal biltong kopen. Dit zijn repen licht gepeperd en gedroogd
vlees en daarom heel lang houdbaar. Meestal is het rundvlees, maar
deze slager heeft ook Kudu en Oryx biltong. Wij hebben de biltong
al lang ontdekt als snack. Met een zakmes snijdt Johan er hapklare
brokken af, even flink kauwen (prehistorische visioenen) en dan
komt het pittige aroma los. De slager leert ons dat je er echter
flinterdunne plakjes van moet snijden.
Stofhappen
Met de voorraad van het Vlees Paradijs in onze geïmproviseerde vrieskist
(drie kartonnen dozen in elkaar gestapeld) gaan we op weg naar de
binnenlanden van Kaokoveld en Damaraland. Hoewel we zijn gewaarschuwd
voor de vele gravelwegen in Namibië, valt het ons tot op heden heel
erg mee. Zelfs de gravelwegen worden goed bijgehouden. Stofwolken
in de verte duiden op tegenliggers of caterpillars, die laatsten
schaven de weg weer wat bij. Onderweg aanschouwen we de meest uiteenlopende
natuurwonderen. Een gefossileerd woud van miljoenen jaren oud, de
Hoba meteoriet - de grootste enkelvoudige ijzeren meteoriet ter
wereld-, prehistorische rotstekeningen van de boesmannen en uniek
gevormde rotsformaties. De weg wordt echter steeds slechter. Een
diep wasbordreliëf wordt afgewisseld met rivierbeddingen vol rotsen
of onverwachte zandbanken. De auto schudt en rammelt en de hele
lading achterin begint langzaam te schuiven. Wij zelf en onze spullen
zijn geheel bedekt met een laag fijn grijs stof. Inmiddels hebben
we besloten om het als 'onbegaanbaar' bekend staande Kaokoveld toch
maar niet echt in te gaan. In plaats daarvan rijden we richting
kust. We zijn wel weer toe aan een frisse wind.
Heel veel strand
De weg naar Swakopmund is lang en saai. Aan beide kanten strekt
zich de woestijn uit. Het enige dat hier groeit is een sporadische
wilde tabaksplant. De hete lucht zorgt voor vreemde luchtspiegelingen
en voortdurend lijkt het alsof ik in de verte de zee zie liggen.
Niets is minder waar, telkens lost de zee weer op in het zand en
ligt de zee weer een stukje verder. Tot plotseling de woestijn overgaat
in het zand van het strand en we wel degelijk recht voor de zee
staan. De zon schijnt nog net zo fel, alleen is de wind behoorlijk
wat frisser geworden. We overnachten op een geheel vervallen en
verlaten strandcamping, die is berekend op zo'n 1000 man. Vreemd
gevoel van vrijheid.
Met een gestadig gebulder rollen de koppen van de ijskoude stroom
van Bengalen het strand op. Het gebrek aan regen in dit gebied schijnt
ook te maken het hebben met de combinatie van het hete landklimaat
en de ijskoude zee. Als we bij de zeeleeuwenkolonie van Cape Cross
zijn, kan de frisse zeewind de ranzige urinelucht van de 300.000
Cape Fur Seals echter niet verbloemen. De robben maken tezamen een
enorme herrie, terwijl ze zich nog eens lekker ronddraaien op de
toch al glibberige stenen. De kolonie is helemaal in rep en roer
als twee jakhalzen komen rondsnuffelen op zoek naar eetbare puppies.
Zonder vangst druipen ze af. Dat overkomt overigens ook de vissers
langs deze kust. De zeeleeuwenkolonies langs de kust van Namibië
consumeren per jaar meer vis dan de hele vloot van Namibië en Zuid
Afrika in een jaar krijgt gevangen. Daarom zit er naast het bezoekersplatform
tevens een zeeleeuwenslachthuis.
Achtergronden
Bij Villa Wiese raken we aan de praat met de eigenaren, Johan en
Tinkie Cornelissen. Ons Afrikaans gaat nog wat moeizaam en er ontstaan
de nodige spraakverwarringen. Maar we leren snel. Als Cornelissen
hoort dat we door de Caprivi zijn gekomen, probeert hij ons uit
te leggen wat er daar precies aan de hand is. Buurland Angola is
verdeeld in twee partijen. De huidige regering heeft controle over
de helft van het land dat aan de zee grenst. De rebellen beheersen
het achterland, dat grenst aan Zambia, Congo en de Caprivistrook.
Net als Zuid Afrika steunt ook Namibië de Angolese regering. Namibië
steunt officieel niet met middelen, maar door de Angolese regeringssoldaten
toegang tot de Caprivistrook te verlenen. Vanuit hier kunnen ze
dan de rebellen aanvallen. Je begrijpt natuurlijk wel dat de guerrilla's
al snel ook de Caprivistrook tot doelwit hebben gemaakt. Ze richten
zich helaas niet alleen op Angolese regeringssoldaten, maar ook
op de Namibiërs die daar wonen. Zo proberen ze te bewerkstelligen
dat de burgerbevolking geen steun geeft aan het Angolese leger.
Klaas Vaak
Conclusie, eigenlijk is het in de Caprivi gewoon oorlog en dus gevaarlijk.
Soms zijn passerende toeristen hier ook de dupe van. Volgens Cornelissen
staat de bevolking van Namibië absoluut niet achter de steun die
de regering van Namibië geeft aan Angola, zeker niet nu de eigen
bevolking doelwit is geworden. Het is inmiddels al behoorlijk laat
geworden en Cornelissen zegt dat 'hij vaak is'. Ik kijk Johan vragend
aan, wat is vaak? Het blijkt dat hij wil gaan slapen. Moe dus, zoals
wij in Nederland zeggen. Dat woord moe kennen ze niet, in het Afrikaans
is het vaak. Later in bed moet ik aan Klaas Vaak denken, het mannetje
dat slaapzand rondstrooit. Heb ik toch de link weer gevonden.
Swakopmund is vol met westerse geneugten. We pakken een filmpje
op zaterdagmiddag en een stuk taart bij een van de konditoreien.
Even uitwaaien op de pier. De vakwerkhuizen liggen mooi gesitueerd
langs het strand en het enige niet Duitse aan het geheel zijn de
zuurstokkleurtjes van de gebouwen. Voordat we terug gaan naar ons
chaletje bij Villa Wiese strijken we nog even op een terrasje neer.
Johan slaat de krant open en leest dat Angolese rebellen opnieuw
aanslagen hebben gepleegd in de Caprivi; ze zijn met grote voertuigen
zo de Kavango rivier overgestoken.
|