Daktari
Ik wurm me net onder mijn klamboe als de zaklamp kapot
gaat. Het is meteen pikdonker. We zitten midden in het Kakamega
regenwoud en in ons huis op palen is geen electra. Johan scharrelt
rond op zoek naar een kaars, met een stompje loopt hij naar beneden
om een reservelamp uit de auto te halen. Direct wordt hij aangeklampt
door één van de vrouwlijke boswachters. Haar moeder is ernstig ziek
en moet spoedig mogelijk naar het ziekenhuis. Dilemma.
"Rijdt nooit na zonsondergang!", heeft iedereen ons op het hart
gedrukt. De zon is al uren onder, we zitten midden in het regenwoud
en de onverlichte zand'wegen' zijn in abominabele staat. Deze gevaren
moeten we afwegen tegen wellicht een mensenleven.
Kenya tea
De route naar Kakamega is prachtig -zo mooi dat we voor het eerst
fout rijden- uitgestrekte theeplantages zo ver het oog reikt. Plukkers
staan gebogen over de felgroene jonge scheuten. Met grote borden
langs de weg wordt de Ketepa thee aangeprezen (Kenyan Tea Packers).
De weg voert ons langs kleine dorpjes, waar het leven zich afspeeld
rond lemen hutjes met een puntdak van stro. De kinderen die langslopen,
zwaaien en knagen ondertussen op enorme stengels suikerriet. Er
wordt volop geoogst en de open trailers worden zo volgeladen dat
menige stengel op de weg terecht komt. Maar lang blijven die niet
liggen, want jong en oud knagen graag een stengeltje weg.
Zodra we van de doorgaande route afgaan, merken we de invloeden
van het regenwoud. De rode aarden weg is helemaal glibberig en blubberig.
Al snel moeten we 4WD erop zetten. De bomen met hun dichte kruinen
hangen helemaal over de weg, daar waar en straaltje zonlicht wordt
doorgelaten zie je de dampen opstijgen uit het pad.
Paalwoning
Bij het resthouse, op een open plek in het bos, worden we met veel
enhousiasme ontvangen door de boswachters cq gidsen. Ondanks dat
dit het enige stuk regenwoud in Kenia is, komen hier nauwelijks
toeristen. Het oorspronkelijk als luxe guesthouse opgezette onderkomen,
is nu vergane glorie. De houten palen waar het op staat, zijn voor
een deel doorgerot. Telkens als er iemand rondloopt wiegt het hele
bouwwerk langzaam heen en weer. De stoffige houten planken kieren
aan alle kanten, maar dan kunnen we mooi een oogje houden op de
auto die onder ons staat.
Er is geen electra, maar wel water. Vol trots worden we meegetroond
naar de aanpalende badkamer. Een losse badkuip op de vloer en een
gammele toiletpot. Twee ijzeren pinnen en een gat in de vloer verraden
de plaats waar ooit een wastafel zat. Het water stroomt niet hard
genoeg en met een staaf slaat gids David een paar keer flink hard
tegen de leiding aan de buitenkant. Met enig gespetter komt er een
straaltje bruinig water uit de kraan van het bad. Niet dat ik ook
maar een seconde heb overwogen om hier een bad te nemen, maar dat
zal ik David maar niet vertellen. Aangezien de lokatie prachtig
is en we verder geen andere keuze hebben, gaan we in zee met David.
Niet alleen voor de kamers, maar ook als gids.
Suzie
Bij het resthouse kun je niet eten, maar een eindje verderop zit
een hutje langs het pad. Suzie runt dat hutje cq 'restaurant'. Voor
lunch kunnen we kiezen uit chapati met ei. Als we vanavond ook wat
willen eten, moeten we dat nu alvast bestellen. En betalen. Want
Suzie weet van wanten. Er lopen genoeg kippen rond, dus daar willen
we er wel één van. Het komt allemaal dik in orde. Na de lunch gaan
we met David het woud in. Hij is hier duidelijk meer op zijn gemak
dan in het resthouse en somt met het grootste gemak alle Engelse
en Latijnse namen op van bomen en struiken. Mijn moeder is als plantenkenner
helemaal onder de indruk van David's kennis. Behalve veel tropische
bomen, zoals wurgvijgen en schuurpapierstruiken, zien we ook veel
dieren. De wat bekendere Zwart-witte Colobus aap, maar ook de bijzondere
Rode Staart aap en de Blauwe aap.
De kerk
Na de wandeling doen we een kopje thee bij Suzie. Daar zien we natuurlijk
net een arme kaalgeplukte kip langskomen. Het wisselgeld van de
thee komt later, ja ja, zeker net als het wisselgeld van de lunch
vanmiddag. Aan het einde van de middag gaan we met David nog een
bergje beklimmen. Dit onderdeel doet hij niet 'officieel' als gids,
maar het is dan wel de bedoeling dat we hem persoonlijk een fooi
geven. Zo subtiel als het maar kan, wordt dat er even expliciet
bij vermeld. Het uitzicht is erg fraai. Kilometers tropisch regenwoud
strekt zich naar alle kanten uit. Eén groot, groen bladerdak. Om
te voorkomen dat we in het donker bij Suzie aan tafel zitten, gaan
we vroeg eten. Het smaakt prima. De bestelde drankjes arriveren
halverwege de maaltijd, die worden per fiets aangevoerd uit het
dichtsbijzijnde dorp, 10 kilometer verderop. Na het eten wil Suzie
ons nog snel een donatie voor de nieuw te bouwen kerk -hier?- in
de maag splitsen. "We krijgen nog wisselgeld terug" zegt Johan "geef
dat maar aan de kerk". Suzie kijkt niet blij.
Dilemma
Alles is gehuld in het donker. We kunnen niets anders doen als om
zeven uur naar bed. De klamboe hangt al en ik lig er reeds onder,
als Johan met de fijne mededeling binnenkomt. Eén van de vrouwelijke
boswachters heeft hem gevraagd haar zieke moeder naar de daktari
te brengen. Deze Daktari (dokter) bevindt zich in het 17 kilometer
verderop gelegen ziekenhuis. Bij kaarslicht zie ik het dilemma op
Johan's gezicht. Volgens de vrouw is haar moeder echt doodziek.
Maar om nu in het donker, midden in zo'n afgelegen gebied te gaan
rondrijden, is ook niet bepaald vrij van gevaren. Het voorstel om
haar bij het ochtendgloren weg te brengen, vindt geen gehoor.
Mijn vader biedt aan met Johan mee te gaan. Ook willen we David
mee hebben, die weer met hun mee terug kan rijden. Mijn vader moet
nog op z'n strepen gaan staan, om te voorkomen dat de hele familie
van de zieke moeder mee naar de daktari gaat. Dat ziet hij niet
zo zitten. Als het bonte gezelschap is vertrokken, kruip ik snel
bij mijn moeder in bed. Samen bedenken we in het donker de meest
gruwelijke scenario's: een ongeluk, een kapotte auto, een overval
of misschien is het wel één groot vooropgezet plan. Die zieke moeder
hebben we immers nooit gezien. De tijd gaat slechts langzaam voorbij.
Johan heeft nog snel de enige andere gast in het resthouse ingeseind.
Telkens als we hem horen strommelen, beginnen onze harten te bonken.
Ze komen ons en onze moneybelts halen....
Safari
De safari (reis) naar de daktari verloopt zonder al te grote problemen.
De zieke moeder moet ergens diep in het bos worden opgehaald. Ze
heeft inderdaad een heftige astma aanval, maar als leek (met EHBO
diploma) twijfelt Johan aan het levensbedreigende niveau. De weg
is gruwelijk. Door het pikdonkere regenwoud banen ze zich een weg
over lavabrokken, grote losliggende stenen van het formaat 'weg
onderkant auto' en op sommige plaatsen is opeens geen weg meer en
gaapt een gat zo groot dat er een hele Landcruiser in past. Zo goed
en zo kwaad als het gaat proberen ze de weg te vinden rondom alle
opstakels. De vrouw voorin zit zenuwachtig met haar zaklamp te spelen.
"Ze is toch niet naar iemand aan het seinen", flitst het bij Johan
door z'n hoofd. Maar na een uitputtende safari worden moeder en
dochter afgeleverd bij de daktari. Ze willen nog betalen. Johan
legt uit dat dat niet nodig is, dat onze aarzelingen puur was ingegeven
door veiligheidsoverwegingen en niet vanwege de kosten.
Paniek
De weg terug heeft echter nog meer in petto. Halverweg stuiten ze
op een groep mensen die iets zwaars meezeulen. Ze seinen met zaklampen
en maken wilde gebaren met hun armen. Een paniekgevoel maakt zich
van de mannen meester. Dan begint David ook nog luid te roepen "doorrijden!
niet stoppen! gas geven". Even lijkt een overval niet meer te vermijden,
maar Johan manouvreert de auto op volle vaart voorbij het gezelschap.
Als iedereen weer is bijgekomen, vraagt Johan aan David wat dit
nu in godsnaam was. "Ze hebben hetzelfde probleem als wij", zegt
David, "ze dragen een zieke vrouw naar het ziekenhuis". Enigzins
verbijsterd vragen ze zich af hoe hij zo koelbloedig 'doorrijden'
heeft kunnen roepen, terwijl er net met veel bombarie wel iemand
uit zijn dorp is vervoerd. Niet dat ze graag nog een ritje hadden
willen doen. Blijkbaar is hier de keuze van leven of dood veel eenvoudiger;
zodra de dorpsgrens overschreden wordt, is het niet meer jouw probleem.
Als mijn moeder en ik de auto horen ronken in de verte, springen
we opgelucht overeind. We hebben het weer overleefd.
's Ochtends ontbijten we op wat omgevallen boomstammen in het zonnetje.
De Blauwe aapjes slingeren zich alweer van boom tot boom. Het bos
ziet er overdag een stuk vrediger uit. Als we de auto gaan inpakken,
staat die inmiddels in een flinke laag water: David heeft gisteren
in zijn enthousiasme de waterleiding kapot geramd.
|